De terrasjesman

“Ik was een kastaar zoals jullie Belgen zeggen, mijn vader sloeg me, uit liefde, omdat hij wist dat ik anders geen grenzen zou kennen, zo moest hij me aanpakken. Sloot hij me op, dan klom ik weg. Nam hij geld van me af, dan ging ik geld verdienen met kaarten. Ik kwam namelijk uit een familie van pooiers en gauwdieven, en mijn vader had voor het rechte pad gekozen, hij wilde niet dat ik die kant uitging, maar ik deed wat ik wilde. Door zijn harde lessen hield hij me toch een beetje in toom, hij kende mijn handleiding.” 


Een man op het terras sprak me aan over de kermis die hier werd opgebouwd. Zo begon het al snel over zijn leven en over zijn vrouw die kanker had en waarvoor hij tot aan het einde bleef zorgen.

“Als je A zegt moet je ook B zeggen”, zei hij, “ik vertelde haar: vanaf het moment jij je ogen opendoet ben jij voor mij een lust, geen last.” Hij meende het en zei het met kracht in zijn stem. Hij keek even naar boven, glimlachte en slikte een traan weg.

Een paar kinderen raceten voorbij met een step, ze achtervolgden een wat oudere jongen met een fatbike en gierden het uit. De kermissfeer hing al in de lucht. Hij keek hen na met  pretoogjes en vertelde verder. 

 

Foto: Nikolai Fomin (Pexels)

Hij kende een priester in de kerk van de stad waar hij woonde als jongen, een priester die de kermis toezegende en dan pas mocht men naar de kermis, maar niet voor er eerst een extra omhaling werd gedaan, “voor het goede doel,” zei hij glimlachend. “Want,” zo vertelde de man verder, “dan ging hij daarmee zelf naar de kermis, naar de botsauto’s, om er jetons aan de arme kinderen uit te delen, hij wist van alle kinderen, wie het moeilijk had thuis.”

“Dat was nog een echte,” zei ik hem.
“Ja, hij stond dicht bij het volk en was zijn tijd vooruit, lokte nog volle vieringen, hij vond ook dat een priester moest kunnen trouwen, want hoe kon hij advies geven als hij zelf nooit een relatie had gehad? Maar hij was te anders, dus de kerk stuurde hem naar een onooglijk klein dorpje.”

Er viel een korte stilte. 

 

“Maar wat een kerel was hij, die nam me soms vast, hij heette Hein en ik Heino, dan zei hij Hein, kom eens hier, wierp zijn arm over mijn schouders, klemde me vast en stompte me in de maag. Nou vond hij leuk hoor, en hij vond het ook leuk als je hem dan terugsloeg.”

 

Ik keek hem wat verbaasd aan. Wat een bizar verhaal, dacht ik. En wat een vreemd soort priester. Hij deed me een beetje denken aan de Franse priester Guy (Père) Gilbert, die zich -zelfs nu nog op zijn 88ste- inzet voor mensen aan de rand van de maatschappij.

“Leeft hij nog?”

"Neen, de arme man is vorig jaar gestorven.”
“En jij, doe jij iets met de jeugd, jeugdwerker of?”
“Neen, …”
“Wat doe je dan?”
“Ik, ik doe niets meer… Ik ben terminaal.”
“Oei…”
“Is niets hoor, ik geniet van elke dag, bij mij is het glas altijd halfvol, ik maak er het beste van en dan zien we wel. Als het lichaam helemaal op is, is het tijd om te gaan, ertegen vechten heeft geen zin, je wil niet dat je geest opgesloten zit in je lijf, je moet kunnen loslaten. Ik heb ook geen kinderen, weet je, dus, ik heb er minder probleem mee om los te laten.”

De man zag er eind vijftig uit. Maar ik twijfelde over zijn leeftijd, net omdat hij kracht en tegelijkertijd levenservaring uitstraalde. De ervaringen uit het leven kunnen je markeren en daarom ouder doen uitzien dan je bent, maar de kracht en zelfverzekerdheid die je uitstraalt kan je ook jonger doen lijken.

“Je ziet er alvast nog goed uit.”
Hij lachte even.
“En wat doe jij?”

“Ik geef les en schrijf.”
“Autobio?”
“Autofictie, dan mag je wat meer, kan je het allemaal wat spannender maken.”
“Nou groot gelijk heb je. En dat onderwijs, tja, het is niet makkelijk meer voor leraren, je moet psycholoog, opvoeder, leraar enzovoorts zijn en dan nog staan ze voor je deur.”
”Inderdaad, maar dat is omdat verschillende generaties, of toch die van het laatste kwart eeuw, slechte ervaringen hebben gehad in het onderwijs en dat projecteert, terwijl er al veel veranderd is en veel mogelijk is.”
“Tja, toch is het nog vaak zo. Mijn kind, beste kind en dan sturen ze hen maar naar een school of opleiding waar ze zelf niet voor kiezen. Ze mogen de kinderen niet zeggen wat ze moeten doen, laat het hen zelf ontdekken en vinden wat ze graag doen, daar kan een leraar bij helpen. Er zijn gouden handen tekort.”
“Juist, als een gids in hun talenten.”
“En niets moet, moeten daar heb ik nooit aan meegedaan, zelfs niet in het leger.”

Hij staarde voor zich uit en nipte van zijn glas wijn. Hij had een losse jeans aan en een wit hemd met knoopjes bovenaan. Voor hem lagen enkele zonnebloemen netjes ingepakt.

“En voor wie zijn die bloemen?” vroeg ik.
“Ah voor een vriendin, ze komt naar hier, maar twijfelde omwille van de regen, dus zei ik haar, ik neem de zon mee.”

 

Ik glimlachte, net op dat moment kwam de vriendin met een andere vriendin aan. Hij stond op en groette hen hartelijk. Het was al even aan het druppelen en hij vroeg hen of ze liever binnen wilden zitten. Ze knikten.

“Mag ik je nog een hand geven,” vroeg ik hem.
“Ja, zeker,” hij gaf een stevige handdruk, “en veel plezier met je schrijven hé!”
“Zal ik doen!”

 

We namen afscheid, de levenswijze man en de denker die te veel denkt.

Reacties

Populaire posts

Contact

Naam

E-mail *

Bericht *