Alles jeukt, ook mijn handen. Ze jeuken. Je wil het, anders,
maar weet niet wat. Je voelt je uitgedaagd en denkt er het jouwe van. Je wil
wel, maar weet niet hoe. Ben je er na zoveel jaren klaar voor of klaar mee?
Alles wijst er op dat het kouder wordt en dat de transformatie zich inzet, eerst
kruipend door een dal, steeds dieper, dan naar iets nieuw. Mijn handen jeuken, maar weten de weg nog niet naar de juiste woorden, de juiste komma na de
letters. Ze vatten samen. Ze wroeten door de ochtend, zoeken overdag houvast en
liggen ’s avonds bovenaan de lakens gevouwen te wachten op de slaap. Op een dag
of nacht of iets daartussenin. In een krabbel op het nachtkastje, in een zone
waar realiteit en droom elkaar kruisen, zal het helder worden en grijpen mijn
handen naar wat nu nog onwezenlijk is. Hard, vallen ze aan, met een stevige
linkse hoek, daarna een rechtse en een schuine haakse beweging om enige
terugslag te kunnen afweren. Ze vallen aan en grijpen het ongrijpbare, bijna. Nu
is het winter en jeuken ze en wachten tot de zandman hen overvalt. Tijdens het
gouden uur, wanneer alles samenvalt, wanneer alles duidelijk wordt waarom ze
hier zijn, waarvoor ze dienen en kunnen dienen. Wanneer ze kunnen geven zonder
angst te hebben te worden afgehakt zal het bloeden stoppen. De uitdaging
groeit, nog een paar nachten uiterst donker, duister donker blauw. Zoals de
aders van mijn winterhanden.
Repetitief
Het lukt me steeds moeilijker keuzes te maken. Het lijkt
alsof ik in een cirkel zit, een parcours dat zich blijft herhalen. Telkens komt
hetzelfde terug. Het lijkt alsof alles
zich herhaalt, als een soap, als een zoveelste aflevering van de kampioenen, maar
dan minder grappig en even schrijnend. Zelfde werk, zelfde obstakels, zelfde
uren, zelfde loon en zelfde weekend met dezelfde avonden waarin je ergens rust
zoekt door even diep weg te zakken, mentaal, relationeel en spiritueel, weg.
Ondertussen word je gebombardeerd met informatie, reclame, to have’s and have not’s, telkens meer voor minder.
Ik wroet en wacht op een doorbraak, ergens een uitdaging, a crack in the ceiling, een barst in
alles dat nieuwe ademruimte geeft. Alles dat niet vast hangt aan vaste rituelen, dat
onvoorspelbaar is en wegvaagt zonder teveel pijn te doen. Tenzij je een moment
kiest van voorspelbaarheid, het zelf inbouwt en je zo ruimte krijgt om tot rust
te komen. Het weegt natuurlijk zwaarder door als het repetitieve louter en
alleen bestaat uit werk. Werk zoeken als je weet dat het jouwe misschien wel
eindigt, verder ploeteren, overleven en krampachtig rust zoeken. Mijn
winterhanden komen terug, elk jaar opnieuw. Of is dit gewoon de tijd van het jaar,
opnieuw?
Reacties
Een reactie posten